Noor De Dapper

Een nieuw idee, een fris canvas, een groot thema, een nieuw begin,… De start van een nieuw procesis begonnen in mijn hoofd op het moment dat ik een nieuw werk of een nieuwe reeks opstart. Het duistere, gevoelige, organische en vergankelijke blijft opzettelijk of onbewust een onderliggend
thema in mijn werk. Donkere kleuren, lagen en textuur trekken me onophoudelijk aan. Steeds op
zoek gaan naar de schoonheid in de vergankelijkheid van de natuur of de mens is een grote
uitdaging. Ik vraag me soms af waarom me dit zo hard boeit.

In de natuur kom ik terug tot de essentie, waar alles mee begon. Texturen die gevormd worden door het vergankelijkheidsproces van de natuur in levende en niet-levende elementen zijn eindeloos. Die texturen zijn het enige dat me boeien, niet een mooi bloemetje. Deze texturen groeien op zwammen, gras, modder, maar ook op een dode vogel, uitwerpselen, schimmels. Ik raak soms in een soort van trance wanneer ik door een bos loop. Het bos wordt een speelveld, een lange weg waar eindeloos de schoonheid van duistere texturen terug te vinden. Vaak slorpt deze wereld me zo op dat ik automatisch een verzameling met dode vogels, opengereten konijnen en beschimmelde bladeren mee naar huis neem. Het besef hiervan komt vaak te laat wanneer dit thuis niet zo goed wordt ontvangen. Ik denk niet aan de verrotte stank, de bacteriën of wat het object nu echt is.

Dieper kijken dan het oppervlak wordt volgens mij veel te weinig gedaan. Mensen vinden mijn werken vaak technisch mooi. Bij abstracte werken (reeks ‘Tussen leven en dood’, 2019) wordt nauwelijks gekeken naar wat er voor de toeschouwers hun neus staat. In deze werken vergroot ik de texturen die mij integreren en verander ik ze in een nieuwe wereld, een soort maanlandschap waar de mens zo veel bewondering voor heeft….

Tot ik ze confronteer met de werkelijkheid! U kijkt naar een rotte appel, een omvergereden duif, een
beschimmelde tak, een banaan die al weken onder een bed lag, een half opgegeten slak, een botje
van een kikker, een beschimmeld potje pudding,… Een ‘nee’ of een opgetrokken neus is een veel
voorkomende reactie. Maar die reactie is juist hetgeen dat inspireert.

Niet de eerste reactie op mijn werk, maar de tweede. De werken blijven bij de toeschouwer
nazinderen. Zij zien dus ook de schoonheid in afstotelijke objecten bedenk ik me dan. Ze kijken niet
meer naar wat het is, maar hoe het eruit ziet, gaan dus dieper kijken dan het oppervlak. Ik zie de
tweede reactie op mijn werk als iets wat ons is aangeleerd. Objecten die we als lelijk vinden zijn
ons vaak en vooral opgelegd door onze maatschappij. Toch blijven die objecten ons juist triggeren.
Kunstenaars begrijpen dit maar al te goed. Opdrachten in het atelier worden op dit vlak bijna door
iedereen hetzelfde aangepakt. Model bijvoorbeeld. Met het oog op het beeld dat we willen vertalen
kiezen we nauwkeurig een model uit. We willen geen perfect plaatje, een perfect gladde huid of een
mager lichaam. Wat is daar nu leuk aan om te schilderen? Een uitgestoken tepel, een gespitste neus,
grote wallen, ronde borsten, duidelijk aanwezige heupen, een rib die uitsteekt, een gespatte ader die
zich voorzichtig toont onder de verschillende huidlagen, dat is pas boeiend om te schilderen!
Dat is het perfecte model! Het model waar we steeds nieuwe dingen ontdekken, in lagen kunnen
werken, schaduwen kunnen creëren en vooral onszelf in herkennen.
Stoten de opgelegde verleidingen ons steeds meer af? Zijn onze grootste angsten, afstotingen,
drama’s onze grootste verleidingen?